Verdieping

1. Schepping en zondeval
God heeft de mens goed en naar Zijn beeld geschapen. Door de ongehoorzaamheid van Adam en Eva is de zonde in de wereld gekomen en met de zonde de dood. We leven in een gebroken wereld, waar Gods tegenstander zijn verwoestende werk verricht. Levend in deze wereld zijn we als gelovigen geroepen te strijden tegen de duivel, de wereld en onze eigen zondige natuur (HC 48, 123 en HC 52, 127).

2. Satan probeert nog steeds mensen te verleiden
Satan (Gods tegenstander en onze aanklager) ging schuil achter de slang in het paradijs en spiegelde de mens voor ‘als God te zullen worden’ (Gen. 3:5). Satan is een gevallen engel. Hij wordt in de Bijbel aangeduid met ‘overste der wereld’ (Joh. 14:3) , ‘mensenmoordenaar van het begin af’ (Joh. 8:44),‘vader van de leugen’ (Joh. 8:44), ‘de oude slang’ (Openb. 12:9). De duivel gaat rond als een brullende leeuw, op zoek naar wie hij zou kunnen verslinden (1 Petrus 5:8b). Vandaar het vermaan van de apostel Paulus: ‘Als u boos wordt, zondig dan niet; laat de zon niet ondergaan over uw boosheid. Geef de duivel geen plaats’( Ef. 4:26-27). We geven de duivel een voet (ingangspoort) in ons leven o.a. door te volharden in ongehoorzaamheid en door ons in te laten met kwade, zondige en/of occulte praktijken.

3. Jezus Christus overwon satan en bracht verzoening tot stand
Uit liefde voor de wereld gaf de Vader Zijn Zoon. Jezus kwam vrijwillig en uit liefde. Jezus is de Messias van Israël en de Redder der wereld. Hij kwam om Zijn volk zalig te maken van hun zonden (Mt. 1:21). God was in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende (2 Kor. 5:19). Het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, reinigt ons van al onze zonden (1 Joh. 1:7). En: ‘Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, dat Hij de werken van de duivel verbreken zou (1 Joh. 3:8). ‘Om door de dood hem die de macht over de dood had, dat is de duivel, te niet te doen, en allen te verlossen die door angst voor de dood gedurende heel hun leven aan slavendienst onderworpen waren’ (Hebr. 2:14-15). In de weg van het geloof en wedergeboorte/bekering, bewerkt door de Heilige Geest, ontvangen we (uit genade) verzoening in en door Jezus Christus heling en vernieuwing. Omdat we weten dat Christus de duivel en zijn rijk heeft overwonnen, worden we er voor bewaard onze werkelijkheid te demoniseren.

4. Het evangelie moet verkondigd, geloofd en gepraktiseerd worden
Aan het einde van het Mattheüsevangelie geeft de Heere Jezus aan Zijn discipelen de opdracht tot een wereldwijde evangelieverkondiging. Paulus vat deze prediking kernachtig samen: ‘Jezus Christus, de Gekruisigde, de kracht van God en de wijsheid van God’ (1 Kor. 1:23.24). Deze prediking vraagt om geloofd én gedaan te worden. ‘Vergeef de een de ander, als iemand tegen iemand anders een klacht heeft; zoals ook Christus u vergeven heeft, zo moet ook u doen’ (Kol. 3:13). De Heere Jezus zet het in de Bergrede op scherp wanneer Hij zegt: ‘Want als u de mensen hun misdaden vergeeft, zal uw hemelse Vader u ook vergeven. Maar als u de mensen hun misdaden niet vergeeft, zal uw Vader uw overtredingen ook niet vergeven’ (Mt. 6:15). Dit betekent: wie wel wil leven van Gods vergeving, maar niet bereid is de ander te vergeven, laat daarmee zien nog niet gebogen te hebben onder de vergevende wil van God. Met als gevolg dat hij/zij onder de schuld blijft.

5. Het werk van de Heilige Geest
De Heilige Geest – Die door Christus aan de gelovige wordt beloofd en geschonken – is de Geest van Christus. Net als de Vader en de Zoon is ook de Geest van eeuwigheid. In het Oude Testament speelt de Heilige Geest een rol in de toerusting van leidinggevende personen. Op de eerste Pinksterdag is de Heilige Geest (naar Gods belofte) uitgestort op de discipelen. Hij werkte bekering onder de vele Joden en Jodengenoten die naar Jeruzalem gekomen waren voor het Wekenfeest. Het vervolg van het boek Handelingen maakt duidelijk dat ook niet-Joden de Heilige Geest kunnen ontvangen (Hand. 8, 10 en 19). Wie tot geloof in Christus komt, ontvangt de Heilige Geest en wordt een tempel van de Geest (Ef. 1:13; Kor. 6:19-20). De Heilige Geest overtuigt van zonde, gerechtigheid en oordeel (Joh. 16:8-11). De Heilige Geest vernieuwt en verlicht, verzekert en verzegelt. Hij eigent ons toe wat wij in Christus hebben. De Heilige Geest kan, als het Hem behaagt en Hij het voor de kerk van Christus nodig acht, ook vandaag alle gaven geven die Hij eerder aan de nieuwtestamentische kerk geschonken heeft. En Hij wil dat doen uit genade, in soevereiniteit op het gebed en met het oog op de specifieke situatie waarin de gemeente als geheel of de gelovige in het bijzonder verkeert. In situaties als ziekte ligt hierin een specifieke verantwoordelijkheid voor de ambtsdragers (vgl. Jak. 5:14).

6. Het heil van Jezus Christus
Het werk van Jezus Christus is gericht op het herstel van de relatie van de gevallen en zondige mens met de heilige God. Het heilswerk van Christus bestrijkt vanuit de vergeving van de zonden en de verzoening van de schuld alle facetten van het menselijke leven: de relatie met God, met onszelf en met onze naaste. God redt ons hele bestaan, naar geest, ziel en lichaam. Nu nog ten dele, straks volkomen. Daarom vergaf de Heere Jezus zonden en schuld, genas Hij zieken en bevrijdde Hij mensen van demonen. In Markus 16 vers 17 worden deze tekenen (namelijk van demonen) via de apostelen ook beloofd aan de gemeente, wanneer en waar God dat wil. Vanuit het volbrachte werk van Jezus Christus wordt de gelovige opgeroepen om de wapenrusting ter hand te nemen en in de geestelijke strijd zijn plaats in te nemen (Ef. 5:10-20).

7. Gods genadeverbond en de gemeente als lichaam van Jezus Christus
Christus is het Hoofd van de gemeente, Zijn lichaam. De christelijke gemeente bestaat uit Joden en niet-Joden (heidenen). Als heidenen waren wij voorheen vreemdelingen en bijwoners. Door Gods genadige liefde zijn wij geënt in de olijfboom Israël, opgenomen in Gods verbond met Abraham (de vader van alle gelovigen) en daarmee medeburgers der heiligen en huisgenoten van de God van Israël (Ef. 2:11-22). Geestelijke groei en vrijheid zien we als zegen van Gods genadeverbond. Immers, in de heilige doop wordt de gelovige niet alleen opgeroepen tot een nieuwe gehoorzaamheid, maar ontvangt hij ook de belofte dat de Heilige Geest ons zal toe-eigenen wat wij in Christus hebben, namelijk: de afwassing van onze zonden en de dagelijkse vernieuwing van ons leven (zie het Doopformulier); eeuwig leven, gerechtigheid en heerlijkheid (Heilig Avondmaal). Vanuit deze belofte zal pastoraat van heling en vernieuwing gericht zijn op het (her)ontdekken van de weldaden van het in-Christus zijn (Rom. 8) en het identificeren en verwijderen van blokkades die geestelijke groei in de weg staan. Zo wil deze specifiekere vorm van pastoraat bijdragen tot persoonlijke geloofsgroei, tot opbouw van de gemeente en daarmee tot groei van de kerk. Dat is: tot verheerlijking van Gods naam en tot (uit)bouw van Zijn Koninkrijk.

8. Gebrokenheid
We hebben de schat in aarden vaten (2 Kor. 4:7). We leven nog steeds in een gebroken wereld, waarbij de schepping zucht en als in barensnood is (Rom. 8). Een doorn in het vlees kan blijvend zijn (2 Kor. 12). Wanneer iemand heling of vernieuwing mag ervaren, zien we dat (in deze gebroken wereld) als een teken van Gods Koninkrijk dat is en komt. We ervaren hoe gebroken dit leven nog is en zien uit naar de spoedige en definitieve komst van het Koninkrijk. Dit uitzien heeft het karakter van zuchten (Rom. 8:23). Ontvangen heling of vernieuwing ervaren we als bemoediging in ons geloven, hopen en liefhebben. Het doet ons ervaren dat we in Christus meer dan overwinnaars zijn (Rom. 8:37). In het pastoraat van heling en vernieuwing ligt theologisch ons uitgangspunt dus principieel in de kruis-theologie en niet in de theologia gloriae, maar we geloven wel dat op grond van het volbrachte werk van Christus aan het kruis de Heilige Geest ook vandaag tekenen van Gods nieuwe toekomst kan doen oplichten. Paulus spreekt in 1 Kor. 15:3-4 over kruis én opstanding. De realiteit van de zonde en gebrokenheid enerzijds en het heilsfeit van kruis en opstanding anderzijds maken dat smeekbede (het Kyrie) en lofprijzing (het Gloria) in deze tussentijd hand in hand gaan, tot de dag dat God alle dingen naar Zijn belofte definitief nieuw maakt.